Het nieuwe erfrecht: wat met een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik?
Een schenking met voorbehoud van vruchtgebruik is een erg populair middel om aan successieplanning te doen. Bij het later overlijden van de schenker dooft het vruchtgebruik immers uit en herenigt het zich opnieuw bij de blote eigendom, zonder erfbelasting. In het nieuwe erfrecht blijft dit bestaan, maar dient er, o.m. door de afschaffing van de inbrengverplichting van en door de langst levende echtgeno(o)t(e) (LLE), en de invoering van het recht op voortgezet vruchtgebruik, meer aandacht besteed te worden aan de positie van de LLE.
Het oude erfrecht vs. het nieuwe erfrecht
Neem bijvoorbeeld een situatie waarbij een vader uit diens eigen vermogen een schenking van aandelen wenst uit te voeren aan zijn dochter, met voorbehoud van vruchtgebruik voor zichzelf. Dit om, zolang hij het nodig acht, zichzelf te voorzien van inkomsten- en controlebehoud over de aandelen en het achterliggende bedrijf. Dit alles bepaalt mee de levensstandaard van vader, en dus ook de moeder. Doorgaans zal de vader ook wensen dan de moeder gespaard blijft van financiële zorgen, maar wil hij haar niet belasten met beslissingen omtrent het bedrijf.
Onder het oude erfrecht kon de LLE van andere wettelijke erfgenamen inbreng eisen en was zij er zelf ook toe gehouden de giften die ze van haar echtgenoot had ontvangen, in te brengen. Bij het overlijden van de vader, kon moeder dus het vruchtgebruik eisen over de geschonken goederen, bijvoorbeeld in de vorm van een lijfrente op roerende goederen. Daarnaast kan ook beslist worden dat het vruchtgebruik toch geldt voor de LLE, bijv. beding van terugval à erfbelasting). In vele gevallen komt de LLE echter tussen waarbij werd ingestemd met de schenking aan de kinderen of waarbij vader bij schenking (of later) de kinderen vrijstelde van inbreng t.o.v. de langstlevende echtgenoot. Vanaf 1 september 2018 wordt deze inbreng door of aan de LLE hoe dan ook afgeschaft. Dit is een aantasting van de rechten van de LLE en ter compensatie heeft de wetgever een nieuwigheid voorzien (858 bis § 3 BW ) : ‘het recht op voortgezet vruchtgebruik:
“bij overlijden van de schenker ontvangt de LLE automatisch het vruchtgebruik van de goederen die de schenker heeft geschonken en waarvan hij/zij zich het vruchtgebruik heeft voorbehouden, op voorwaarde dat de echtgeno(o)t(e) op het tijdstip van de schenking al die hoedanigheid heeft”.
De wetgever heeft er dus de regel van gemaakt dat de LLE (in dit geval de moeder) het vruchtgebruik verkrijgt op de eerder geschonken goederen, in voortzetting van het vruchtgebruik dat de schenker zich had voorbehouden (op voorwaarde dat de schenker bij leven nog over het vruchtgebruik beschikte). Deze regel is van aanvullend recht wat maakt dat hiervan kan afgeweken worden indien het niet de bedoeling is dat het vruchtgebruik aan de LLE toekomt. Dit kan door de verzaking van de LLE in de schenkingsakte, of later per erfovereenkomst. Verder kan ook de schenker dit voortgezet vruchtgebruik testamentair ontnemen.
Het is dus voortaan van belang om bij schenkingen met voorbehoud van vruchtgebruik stil te staan over de gewenste positie van de LLE (vruchtgebruik of niet? ). Aangezien de Vlaamse decreetgever, verantwoordelijk voor de modernisering van de erfbelasting, in haar voorontwerp van 2 maart en bevestigd in het definitieve ontwerp van 4 mei 2018 - heeft opgenomen dat dit voortgezet vruchtgebruik onderhevig zal zijn aan erfbelasting, heeft men er ook vanuit fiscaal oogpunt belang bij dat er stil gestaan wordt bij de positie van de LLE.
Het feit of een schenking ingebracht moet worden, wordt bepaald door de regels van toepassing op het moment van de schenking. De nieuwe regels hierover gelden dus enkel voor schenkingen gedaan na 31 augustus 2018.