Het feit dat er een modernisering van het vennootschapsrecht op til is, zou niet nieuw in de oren mogen klinken. Het Belgisch Centrum voor Vennootschapsrecht (samengesteld uit professoren vennootschapsrecht van de verschillende Belgische universiteiten) stelde reeds eind vorig jaar haar modern wetboek vennootschappen en verenigingen voor. Gezien het verleden van onze huidige minister van Justitie Geens, is het bezwaarlijk verrassend dat hij deze modernisering en flexibilisering van het vennootschapsrecht ten volle ondersteunt.
Voor het exacte hoe en wat is het nog iets te vroeg. Het huidige voorstel mag immers slechts als een voorlopige stand van zaken beschouwd worden, nog volop aan verandering onderhevig. Bijgevolg is het momenteel nog te vroeg voor een bloemlezing van de belangrijkste wijzigingen. Een uiteenzetting van de belangrijkste krachtlijnen en onderliggende visies geeft echter toch al enig inzicht welke richting we lijken uit te gaan.
Incorporatieleer
Ten eerste zou de op heden toegepaste werkelijke zetelleer vervangen worden door de incorporatieleer. Daardoor zouden ondernemingen worden beheerst door het recht van het land waar ze werden opgericht ongeacht hun werkelijke band met dat land. Aangezien op die manier buitenlandse ondernemingen een Belgische vennootschapsvorm kunnen kiezen terwijl een Belgische onderneming in een buitenlandse rechtsvorm kan functioneren, zou dit de handel en het ondernemingsklimaat enkel ten goede komen.
Vereenvoudiging
Ten tweede bestaan er op vandaag in België maar liefst 14 verschillende vennootschapsvormen, veel te veel dus. In principe zou het voldoende moeten zijn om te voorzien enerzijds in een “straight forward” contractueel samenwerkingsverband en anderzijds in een hoog ontwikkelde ondernemingsvorm waarbij de private vennootschap de regel en de publieke vennootschap de uitzondering zou moeten worden.
Bovendien moet die laatste veel minder gesofisticeerd worden, zeker wanneer het om niet beursgenoteerde ondernemingen gaat. De regels inzake kapitaal zullen op de korrel genomen worden, terwijl de concepten aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid meer en meer aan belang moeten winnen.
Aandacht voor verenigingen
Daarnaast lijken ook de verenigingen niet vergeten te zullen worden. Op dit vlak blijkt de wens te bestaan om het op heden onderscheidend concept van winstverdelingsoogmerk achterwege te laten, alsook om het belang van het handelsbegrip te reduceren.
Europese harmonisering?
Ruimer gezien moet het idee van Europese harmonisering op een ‘klein en minder belangrijk’ domein als het vennootschapsrecht verlaten worden. We zouden immers meer gebaat zijn met een individualistischer en nationaler vennootschapsrecht dat lidstaten dwingt hun nationale regels attractiever te maken teneinde ondernemers aan te trekken.
Na fiscaal recht in de pikorde
Tenslotte moet de realisatie doordringen dat vennootschapsrecht een tweedelijnsrecht is en zal blijven, daar waar fiscaal recht de boventoon voert. De motor van verandering zal steeds fiscaal gedreven zijn. Daarrond moet echter gewerkt worden aan een standvastig, coherent en vooral tijdsbestendig ondernemingsrecht. De minister stelde als doel de hervorming rond te hebben voor het einde van de huidige legislatuur. Wordt dus zeker en vast vervolgd!