Op 7 mei 2018 verscheen de wet die de mobiliteitsvergoeding invoert in het Belgisch Staatsblad. Werknemers met een bedrijfswagen die deze ook privé mogen gebruiken, kunnen de wagen inleveren in ruil voor een vergoeding.
Voor wie
Aan de basis van de mobiliteitsvergoeding ligt een dubbele keuzevrijheid.
De werkgever kan niet verplicht worden om de mobiliteitsvergoeding in te voeren. De werknemer kan op zijn beurt niet verplicht worden om zijn bedrijfswagen in te leveren.
Werkgevers
Werkgevers beslissen zelf of ze hun werknemers de mogelijkheid bieden hun bedrijfswagen in te ruilen voor een vergoeding. De werkgever kan de mobiliteitsvergoeding enkel invoeren wanneer hij gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van de mobiliteitsvergoeding één of meerder bedrijfswagens ter beschikking stelde van één of meerdere werknemers. Voor startende werkgevers die minder dan 36 maanden actief zijn, geldt een uitzondering. Voor hen is de minimumtermijn niet vereist.
Werknemers
De werknemer moet aan een dubbele voorwaarde voldoen. De werknemer kan slechts een aanvraag voor de mobiliteitsvergoeding indienen wanneer hij:
- in de loop van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens 12 maanden over een bedrijfswagen (heeft) beschikt bij de huidige werkgever; én
- op het moment van de aanvraag minstens 3 maanden ononderbroken over bedrijfswagen (heeft) beschikt.
De periode van 36 maanden geldt niet wanneer de werknemer in dienst is van een startende werkgever. Bij wijziging van werkgever gelden bijzondere regels op voorwaarde dat zowel de oude als de nieuwe werkgever de mobiliteitsvergoeding aanbieden.
Bedrag van de mobiliteitsvergoeding
De mobiliteitsvergoeding is een bedrag dat overeenstemt met de waarde (op jaarbasis) van het gebruiksvoordeel van de ingeleverde bedrijfswagen.
De waarde van het gebruiksvoordeel wordt vastgesteld op 20% van 6/7 van de cataloguswaarde van de bedrijfswagen. De waarde van het gebruiksvoordeel stijgt met 20% wanneer de werkgever de brandstofkosten voor het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen geheel of gedeeltelijk ten laste nam.
Wanneer de werknemer een eigen bijdrage moest betalen voor het gebruik van de bedrijfswagen, wordt daarmee rekening gehouden bij de waardebepaling van het gebruiksvoordeel van de wagen. Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding wordt in principe vastgeklikt. Het ondergaat geen wijzigingen onder invloed van carrièrewendingen van de werknemer in kwestie. Echter wanneer de werknemer een functie gaat bekleden die geen recht meer geeft op een bedrijfswagen, eindigt de toekenning van de mobiliteitsvergoeding vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de nieuwe functie uitoefent.
De cataloguswaarde waarop de waardebepaling van het gebruiksvoordeel grotendeels gebaseerd is, zal jaarlijks op 1 januari worden geïndexeerd volgens een nog uit te werken indexeringsmechanisme.
Sociale zekerheid
De mobiliteitsvergoeding wordt uitgesloten uit het RSZ-loonbegrip met als gevolg dat er geen ‘gewone’ sociale zekerheidsbijdragen noch door de werkgever, noch door de werknemer verschuldigd zijn.
De werkgever is wel een maandelijkse solidariteitsbijdrage verschuldigd. Deze is gelijk aan de CO2-solidariteitsbijdrage die verschuldigd was voor de bedrijfswagen voor de maand onmiddellijk voorafgaand aan de eerste toekenning van de mobiliteitsvergoeding. Het bedrag van de solidariteitsbijdrage is, gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de maand september, het wordt op 1 januari van elk jaar aangepast.
Fiscaal
Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding vormt een belastbaar voordeel maar niet op de volledige waarde ervan. Voor de bepaling baseert men zich op de formule die gehanteerd wordt voor de berekening van het forfaitaire voordeel van alle aard, verbonden aan de bedrijfswagen, met name:
[(cataloguswaarde x degressiviteitscoëfficiënt) x 6/7] x CO2-coëfficiënt.
Er wordt hierbij dus rekening gehouden met de leeftijd van de wagen – periode verstreken sinds de eerste inschrijving – en de CO2-uitstoot.
Bij de bepaling van het belastbaar voordeel van de mobiliteitsvergoeding, wordt echter abstractie gemaakt van deze factoren. Ongeacht de ‘leeftijd’ van de ingeleverde wagen, zal de cataloguswaarde steeds aan 100% meegeteld worden.
De CO2-coefficiënt wordt voor alle ingeleverde wagens beperkt tot 4%. Wel is er een minimumgrens voorzien, gelijk aan het minimale voordeel van alle aard voor de bedrijfswagens (momenteel 1.310 EUR).
Het belastbaar voordeel van de mobiliteitsvergoeding zal dus als volgt berekend worden:
[(cataloguswaarde aan 100% x 6/ 7) x 4%, met een minimum van 1.310 EUR (bedrag 2018).
De eventuele eigen bijdrage van de werknemer wordt niet in mindering gebracht van het belastbaar voordeel.
Voorbeeld
BMW 2 Grand Tour 216d met een cataloguswaarde van 31.000 EUR, CO2-uitstoor 108gr/km; tweede jaar van terbeschikkingstelling. De werknemer betaalt geen eigen bijdrage.
Mobiliteitsvergoeding
De jaarlijkse mobiliteitsvergoeding is gelijk aan 20% van 6/7 van de cataloguswaarde.
31.000 x 6/7 x 20% = 5.314 EUR
Maandelijks : een bruto vergoeding van 443 EUR
Indien de werkgever de kosten verbonden aan brandstofverbruik van de privéverplaatsingen ten laste neemt, wordt dit verhoogd met 20%. Resultaat: jaarlijkse mobiliteitsvergoeding van 6.377 EUR of een maandelijkse vergoeding van 531 EUR.
Solidariteitsbijdrage
De werkgever is een maandelijkse solidariteitsbijdrage verschuldigd van 39 EUR.
Belastbaar voordeel
31.000 x 6/ 7 x 4% = 1063 EUR op jaarbasis; er geldt echter een minimum van 1.310 EUR (bedrag 2018).
Besteedbaar bedrag
Rekening houdend met een gemiddeld belastingtarief van 50%, geeft dit volgend resultaat.
De maandelijkse besteedbare mobiliteitsvergoeding bedraagt voor een werknemer:
- Zonder tankkaart: 388 EUR;
- Met tankkaart: 476 EUR