Wetsontwerp fiscale “bazooka” verduidelijkt werking tijdelijke “carry-back” en wederopbouwreserve
De zogenaamde fiscale “bazooka”, waarover in de media wordt gesproken, begint stilaan een duidelijke vorm aan te nemen. De maatregelen moeten enerzijds de liquiditeits- en anderzijds de solvabiliteitspositie van de getroffen vennootschappen en zelfstandigen vrijwaren. Om deze ondersteuning te bieden, worden twee technische fiscale maatregelen geïntroduceerd die hieronder worden toegelicht.
De eerste steunmaatregel biedt zelfstandigen (zowel de genieters van winsten als van baten) en vennootschappen de mogelijkheid om hun te verwachten fiscale verliezen van 2020 te compenseren met hun belastbaar resultaat van 2019. Door deze “carry-back” daalt of verdwijnt de fiscale schuld, waardoor er minder belastingen moeten worden betaald en eventuele voorafbetalingen mogelijks kunnen worden teruggevorderd.
Daarnaast krijgen vennootschappen de mogelijkheid om gedurende de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024 een fiscaal vrijgestelde “wederopbouwreserve” aan te leggen. De aanleg moet vennootschappen toelaten om op een fiscaal gunstige manier hun solvabiliteitspositie te herstellen.
Zoals reeds aangehaald vormen beide fiscale maatregelen het onderwerp van een wetsontwerp. Concreet dienen er dan ook nog enkele hordes (met mogelijkse aanpassingen) genomen te worden, alvorens effectief genoten kan worden van deze maatregelen.
“Carry-back” van te verwachten fiscale verliezen
In principe is het vandaag enkel mogelijk om de fiscale verliezen van het belastbaar tijdperk te compenseren met toekomstige winsten en is het niet toegelaten om deze te compenseren met winsten uit het verleden. Het principe van de “carry-back” wenst de Belgische wetgever dan ook tijdelijk in te voeren door een aftrek van te verwachten verliezen algemeen toe te laten.
Teneinde een overschatting van de te verwachten fiscale verliezen te ontmoedigen, werden wel sancties voorzien onder de vorm van een bijkomende belastingvermeerdering (personenbelasting) en een bijzondere aanslag (vennootschapsbelasting). De uitwerking van de “carry-back” verschilt naargelang de belastingplichtige onderworpen is aan de vennootschaps- of personenbelasting.
Vennootschapsbelasting
Een vennootschap kan in haar aangifte in de vennootschapsbelasting van het aanslagjaar 2019 of 2020 dat verbonden is aan een boekjaar afgesloten in de periode van 13 maart 2019 tot 12 maart 2020, een tijdelijke vrijgestelde reserve aanleggen. De vrijgestelde reserve weerspiegelt de te verwachten verliezen van 2020. Merk op dat het hier om een zuiver fiscale maatregel gaat en er geen boekhoudkundige implicaties zijn.
Ter illustratie, een vennootschap met een boekjaar dat afsluit op 31 december 2019, zal met betrekking tot het afgesloten belastbaar tijdperk de te verwachten verliezen in de periode van 1 januari 2020 t.e.m. 31 december 2020 vervroegd in aftrek kunnen brengen.
De vrijgestelde reserve die in het kader van deze maatregel wordt aangelegd, mag maximaal het resultaat van het belastbare tijdperk bedragen, met een absoluut maximum van 20 miljoen euro. Het resultaat van het belastbare tijdperk wordt hierbij beschouwd als het resultaat van de eerste bewerking, vóór aanleg van de belastingvrije reserve, verminderd met de verkregen inkomsten die aan de DBI-voorwaarden voldoen en de aftrekbare innovatie inkomsten.
Aangezien het een tijdelijke vrijstelling betreft, dient de overdracht in het volgende aanslagjaar teruggedraaid te worden. Indien de verliezen aanzienlijk werden overschat, wordt er voorzien in een afzonderlijke aanslag die varieert tussen 2% en 40%. Gezien het gros van de vennootschappen een tariefdaling zullen genieten gedurende de twee belastbare tijdperken waarop deze maatregel betrekking heeft, wordt er eveneens voorzien in een correctie ter compensatie van een eventueel tariefvoordeel.
De wetgever sluit volgende vennootschappen expliciet uit van de gunstmaatregel:
- Vennootschappen die in de periode van 12 maart 2020 tot en met de dag van de indiening van de aangifte in de vennootschapsbelasting verbonden aan het aanslagjaar 2021 dividenden hebben uitgekeerd (incl. uitkering van liquidatiereserves), eigen aandelen hebben ingekocht of een kapitaalvermindering hebben doorgevoerd;
- Vennootschappen die kunnen genieten van een bijzonder fiscaal regime (vb. beleggingsvennootschappen);
- Vennootschappen die een deelneming aanhouden in een vennootschap gevestigd in een belastingparadijs of die betalingen van minstens 100.000 EUR (totaliteit) verrichten aan vennootschappen gevestigd in een belastingparadijs. Hierbij wordt rekening gehouden met het feit dat de betalingen dienen verricht te zijn zonder rechtmatige financiële of economische behoeften.
Hieronder wordt, door middel van een voorbeeld de maatregel verduidelijkt voor een vennootschap die een boekjaar per kalenderjaar heeft en niet kan genieten van het verlaagd tarief:
Aangifte aanslagjaar 2020 |
|
Resultaat van het belastbaar tijdperk (na 1ste bewerking) |
1.500.000 EUR |
DBI-inkomsten |
500.000 EUR |
Maximaal bedrag van de tijdelijke vrijstelling |
1.000.000 EUR |
Werkelijk aangelegde vrijgestelde reserve (verwachte verlies AJ 2021) |
750.000 EUR |
Aangifte aanslagjaar 2021 |
|
Resultaat van het belastbaar tijdperk (na 1ste bewerking)* |
-1.000.000 EUR |
Terugname van de tijdelijk vrijgestelde reserve |
750.000 EUR |
Verhoging compensatie tariefverlaging (18,32% van 750.000 EUR) |
137.400 EUR |
Resultaat van het belastbare tijdperk (na terugname) |
-112.600 EUR |
* Het resultaat van de eerste bewerking is kleiner dan de vrijgestelde reserve, waardoor er geen sanctie wordt opgelegd.
Personenbelasting
In de personenbelasting kunnen genieters van winsten of baten hun te verwachten verliezen van inkomstenjaar 2020 (AJ 2021) compenseren met hun inkomsten van 2019 (AJ 2020). Teneinde gebruik te willen maken van deze compensatieregeling, dient de belastingplichtige zich te verbinden gedurende beide aanslagjaren geen gebruik te maken van de forfaitaire kostenaftrek.
In de aangifte met betrekking tot aanslagjaar 2020, dewelke dus dit kalenderjaar ingediend moet worden, kan de vrijstelling voor de te verwachte verliezen van inkomstenjaar 2020 (AJ 2021) verkregen worden in de vorm van een economische vrijstelling. Het bedrag van deze vrijstelling mag niet hoger zijn dan het bruto bedrag van de winst of baten van Belgische oorsprong, verminderd met de betreffende beroepskosten en met uitzondering van de vergoedingen verkregen tot volledig of gedeeltelijk herstel van een tijdelijke derving van winst of baten.
Merk op dat deze maatregel optioneel is. De belastingplichtige zal dan ook het gebruik van de vervroegde verliesaftrek expliciet moeten vragen via een door de Koning opgesteld bijzonder aanvraagformulier, waarbij het bedrag opgenomen in de aanvraag onherroepelijk en definitief zal zijn.
Net zoals in de vennootschapsbelasting betreft het een voorwaartse verschuiving van de aftrek van de verliezen. In aanslagjaar 2021 zal het vrijgestelde te verwachten verlies dat in aanslagjaar 2020 in mindering werd gebracht dan ook moeten worden teruggenomen. Teneinde te vermijden dat belastingplichtigen de omvang van de te verwachten verliezen niet au sérieux zouden inschatten, wordt er voorzien in een vermeerdering. Indien ten gevolge van de terugname blijkt dat de winsten of baten van het inkomstenjaar 2020 (AJ 2021) positief zijn zal er een sanctie worden opgelegd die kan oplopen tot 18% (afhankelijk van de grootorde van de miscalculatie).
Wederopbouwreserve
Een tweede steunmaatregel biedt vennootschappen de mogelijkheid een vrijgestelde wederopbouwreserve aan te leggen gedurende de aanslagjaren 2022, 2023 en 2024. De aanleg van deze vrijgestelde reserve moet vennootschappen toelaten hun eigen vermogen op een fiscaal gunstige manier terug op hetzelfde niveau te brengen als voor de crisis.
Gedurende voormelde aanslagjaren zal het mogelijk zijn om een vrijgestelde reserve aan te leggen ten belope van de belastbare gereserveerde winst van het betreffende belastbaar tijdperk voor de aanleg van de wederopbouwreserve. Deze reserve is beperkt tot het bedrijfsverlies op de afsluitdatum van het boekjaar in 2020 of 2021 (voor vennootschappen met een boekjaar dat afsluit tussen 1 januari 2020 en 12 maart 2020) en kan nooit meer bedragen dan 20 miljoen euro.
Vennootschappen die uitgesloten waren van de “carry-back”, zijn eveneens expliciet uitgesloten van deze maatregel
In tegenstelling tot de vrijgestelde reserve ten gevolge van de “carry-back” moet de wederopbouwreserve boekhoudkundig wel voldoen aan de onaantastbaarheidsvoorwaarde. Hierdoor wordt deze in principe dan ook niet belast. Aan dit onbelaste karakter komt een einde van zodra de vennootschap na de aanleg van de wederopbouwreserve een dividend uitkeert, eigen aandelen inkoopt of een kapitaalvermindering doorvoert.
Op die manier zal de aangelegde wederopbouwreserve integraal of stelstelmatig in resultaat genomen worden. Hetzelfde geldt als de tewerkstelling (zijnde loonkosten) van de vennootschap afneemt (daling onder de 85%) in vergelijking met de loonkost vastgesteld in het boekjaar dat afsloot in 2019.
Indien je in tussentijd vragen heeft met betrekking tot de bovenstaande maatregelen of andere maatregelen, aarzel niet om contact op te nemen met ons (corona@vgd.eu)
Arno Van Puyvelde
Mail: arno.van.puyvelde@vgd.eu
Maxime Vandemaele
Mail: maxime.vandemaele@vgd.eu
Katrien De Schepper
Mail: katrien.de.schepper@vgd.eu
Anthony Meul
Mail: anthony.meul@vgd.eu