Onroerend goed: twee maten en twee gewichten
Rechtsonzekerheid over voordeel alle aard bewoning
Het kosteloos ter beschikking stellen van een onroerend goed aan een beroepsrelatie levert een voordeel van alle aard op. Dit voordeel wordt berekend volgens een bij wet vastgelegde formule:
- Het goed wordt ter beschikking gesteld door een natuurlijk persoon : het geïndexeerde kadastraal inkomen x 100/60;
- Het goed wordt ter beschikking gesteld door een rechtspersoon: het geïndexeerde kadastraal inkomen x 100/60 x 3,8 (als KI hoger is dan 745 EUR).
Dit betekent dat het KB WIB (Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen) het voordeel dus verschillend waardeert naargelang het goed ter beschikking wordt gesteld door een natuurlijk persoon of door een vennootschap.
Gelijkheidsbeginsel
Voor het Hof van Beroep kwam de vraag aan bod of dit onderscheid het gelijkheidsbeginsel niet schendt. Aangezien het Grondwettelijk Hof niet bevoegd is om een uitspraak te doen over een rechtsgeldigheid van een Koninklijk Besluit, moest het Gentse Hof van beroep dit zelf toetsen.
Fiscaal wordt het gelijkheidsbeginsel vertaald als de vereiste dat alle belastingplichtigen die zich in een gelijke toestand bevinden, op dezelfde manier moeten worden belast. Een verschil in behandeling is toegestaan als dat redelijkerwijze verantwoord kan worden in het licht van het doel van de belasting.
Ongrondwettelijk
De argumentatie van de administratie om dit onderscheid te verantwoorden overtuigt het hof niet. Het hof besluit dan ook dat de forfaitaire waarderingsregels van het KB WIB ongrondwettelijk zijn, zodat het deze regels niet kan toepassen (exceptie van onwettigheid – artikel 159 GW).
De Belgische staat krijgt nu van het Gentse Hof 6 maanden de tijd (tot eind november) om een subsidiaire aanslag voor te leggen. In ieder geval kan dit arrest in het kader van een bezwaarprocedure een belangrijk argument uitmaken voor diegenen die het forfaitair waarderingssysteem onrechtvaardig vinden, omdat het voordeel soms een hogere uitkomst geeft dan een waardering op basis van de werkelijke huurprijs.
Hopelijk komt er snel een einde aan deze onzekerheid. De rechtbank van Antwerpen vonniste immers eerder al dat het onderscheid wél objectief en redelijk verantwoord is...
Berekening huurwaarde van een in het buitenland gelegen onroerend goed
Omtrent de interpretatie van het begrip huurwaarde van een in het buitenland gelegen onroerend goed heeft de administratie in haar Circulaire van 29 juni 2016 wel duidelijkheid verschaft.
Inkomsten uit buitenlands onroerend goed
De inkomsten van door natuurlijke personen aangehouden buitenlandse onroerende goederen moeten immers in eerste instantie in de aangifte personenbelasting voor hun huurwaarde worden aangegeven.
Berekening huurwaarde
In haar Circulaire bevestigt de administratie dat, om de rechtszekerheid te bevorderen, zij aanvaardt dat de huurwaarde voor een in het buitenland gelegen niet-verhuurd onroerend goed kan worden bepaald aan de hand van een door een buitenlandse overheid vastgestelde of uitdrukkelijk goedgekeurde waarde.
Deze waarde geldt niet als een verplichting, maar is een mogelijkheid waarvan de belastingplichtige in het kader van de aangifte van zijn onroerende inkomsten gebruik kan maken. Deze Circulaire is een stap voorwaarts, al beperkt de circulaire zich tot voorbeelden van tweede verblijven in Frankrijk.
Onzekerheid blijft dus wanneer er geen door een buitenlandse overheid vastgestelde of uitdrukkelijk goedgekeurde waarde aanwezig is…