Verkooprecht bij onttrekking van onroerend goed uit BVBA via dividenduitkering in natura
Het algemene principe is inderdaad dat bij een onttrekking van een onroerend goed uit de vennootschap naar het privévermogen van de vennoot, een verkooprecht van 10% is verschuldigd.
Uitzonderingen voor de BVBA
Voor de BVBA zijn er evenwel twee uitzonderingsgevallen in de wet opgenomen. Dit betreft enerzijds de situatie waarbij een onttrekking plaatsvindt naar aanleiding van een reële kapitaalvermindering of de vereffening van een vennootschap, waarbij het onroerend goed wordt afgegeven aan alle vennoten samen.
Op deze afgifte is het algemeen vast recht ten bedrage van 50 euro verschuldigd. De vennoten verkrijgen het onroerend goed in verhouding tot hun aandelenbezit. Naargelang de rechtshandeling die hierop volgt zal de uiteindelijk verschuldigde registratiebelasting kunnen vastgesteld worden. Zo zal wanneer één van de vennoten het onroerend goed overneemt van de andere vennoten het verdeelrecht van 2,5% van toepassing zijn.
Anderzijds is er nog de situatie waarbij de verkrijgende vennoot, het goed zelf heeft ingebracht in de vennootschap of wanneer de verkrijgende vennoot kan aantonen dat hij reeds vennoot was op het ogenblik dat de BVBA het onroerend goed heeft verworven met betaling van het verkooprecht van 10%.
In die gevallen zal de uiteindelijke verkrijging privé belast worden volgens haar gemeenrechtelijke aard en dus niet persé met toepassing van het verkooprecht van 10%, maar aan het vast recht van 50 euro of het verdeelrecht van 2,5%.
Overdracht ten bezwarende titel
Vlabel stelt dat de onttrekking van een onroerend goed via een dividenduitkering een overdracht ten bezwarende titel van een onroerend goed uitmaakt en om die reden dan ook aan het verkooprecht is onderworpen.
Hiervoor zou VLABEL de redenering volgen dat een dividend vanuit het oogpunt van de vennoten een verkrijging onder bezwarende titel is, omdat dit een verkrijging is in het kader van het vennootschapscontract, dat op zich een contract onder bezwarende titel is.
Dus zelfs al is de verkrijger een vennoot, die destijds ook vennoot was bij het verwerven van het onroerend goed door de BVBA, dan nog is het verkooprecht opeisbaar omdat de overdracht van een onroerend goed van de vennootschap aan de vennoten in het kader van een dividenduitkering in natura een overdracht onder bezwarende titel is van een onroerend goed.
Dividenduitkering
Voor toepassing van de uitzonderingsgevallen dient de gemeenrechtelijke aard van de verkrijging in aanmerking te worden genomen. In geval van dividenduitkering is het gemeen recht het vennootschapsrecht.
Een dividenduitkering wordt door de rechtsleer gezien als een “inkomen” voortvloeiend uit het geïnvesteerd kapitaal, namelijk een burgerlijke vrucht. Een dividenduitkering is dan ook iets anders dan bijvoorbeeld een inbreng in de vennootschap, wat wel een rechtshandeling ten bezwarende titel uitmaakt, gezien de inbrenger een tegenprestatie verkrijgt; in ruil voor de inbreng worden hem aandelen toegekend. Bij een dividenduitkering is er geen rechtstreeks tegenprestatie vanwege de vennoot.
Besluit
Er is dus veel kritiek op het feit dat VLABEL de redenering hanteert dat gezien het feit dat een vennootschapscontract, een rechtshandeling is ten bezwarende titel, bijgevolg ook een dividenduitkering in uitvoering van dat contract een handeling ten bezwarende titel is. VLABEL heeft het in haar standpunt enkel over de BVBA, maar wellicht zal ze de redenering ook doortrekken naar de andere persoonsvennootschappen. De vermelde uitzonderingsgevallen, met name de kapitaalvermindering en de vereffening worden ons inziens voorlopig niet geviseerd.