In de wet houdende diverse fiscale bepalingen IV dd. 25 december 2017 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 29 december ll. wordt een oplossing uitgewerkt.
Op basis van de nieuwe regeling, krijgen vennootschappen die niet per kalenderjaar boekhouden en waarvan de belaste reserves van 2012 niet in aanmerking kwamen voor de interne liquidatie (art. 537) de mogelijkheid om vooralsnog een bijzondere liquidatiereserve aan te leggen. Zij dienen hiervoor uiterlijk op 31 maart 2018 de bijzondere aanslag van 10% te betalen en uiterlijk op de datum van betaling de bijzondere aangifte in te dienen. Het aangifteformulier werd nog niet gepubliceerd.
Naast bovenstaande voorwaarden, dient de vennootschap eveneens volgende voorwaarden na te leven:
De vennootschap kwalificeert als een kleine vennootschap voor het boekjaar verbonden aan aanslagjaar 2012;
De bijzondere liquidatiereserve wordt geboekt op één of meerdere afzonderlijke rekeningen van het passief op einde van het boekjaar waarin de bijzondere aanslag werd betaald;
Het bedrag bijzondere liquidatiereserve beperkt tot de boekhoudkundige winst na belastingen voor belastbaar tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2012 (er hoeft niet gedeeld te worden door 1,1);
Het bedrag bijzondere liquidatiereserve is beperkt tot de boekhoudkundige winst na belastingen voor belastbaar tijdperk verbonden aan aanslagjaar 2012 dat nog steeds in de reserves geboekt zijn bij het begin van het boekjaar waarin de bijzondere aanslag werd betaald;
De kopie van deze bijzondere aangifte dient toegevoegd te worden aan de aangifte vennootschapsbelasting voor het aanslagjaar dat verbonden is aan het belastbaar tijdperk waarin de bijzondere aanslag werd betaald;
De jaarrekening met betrekking tot het boekjaar verbonden aan aanslagjaar 2012 is ofwel neergelegd op 31 maart 2013 of, wat vennootschappen betreft die hun boekhouding afsluiten tussen 1 september 2012 en 30 december 2012, ten laatste 7 maanden na datum van afsluiting van het boekjaar. Ofwel, indien er geen verplichting is tot publicatie, ingediend samen met de aangifte vennootschapsbelasting voor het betrokken aanslagjaar.
De wachttermijn van vijf jaar begint te lopen vanaf het einde van het belastbaar tijdperk waarin de betaling gebeurde.