Investeringsaftrek voordeliger dan notionele intrestaftrek?

Ja, het kan! De notionele intrestaftrek - een aftrek van het belastbaar inkomen van vennootschappen in de vorm van een fictieve rente - werd sinds aanslagjaar 2007 ingevoerd door de federale regering. Sinds de invoering van dit fiscaal belastingvoordeel is het tarief van de notionele intrestaftrek sterk gedaald door de lage rentetarieven. Voor aanslagjaar 2016 bedraagt de notionele intrestaftrek 1,63%. Kleine vennootschappen genieten van een half procentpunt extra.

Door de invoering van de notionele intrestaftrek, werd de gewone investeringsaftrek – percentage op de aanschaffings- of beleggingswaarde - voor investeringen in de vennootschapsbelasting op nul gebracht.

Echter konden vennootschappen nog steeds een verhoogde investeringsaftrek genieten voor specifieke investeringen. Om vennootschappen terug aan te moedigen om de investeren, heeft de federale regering begin 2014 de gewone investeringsaftrek terug heringevoerd voor ‘kleine vennootschappen’ en dit onder specifieke voorwaarden.

Het betreft een eenmalige investeringsaftrek van 4% voor investeringen gedaan in 2014 en 2015. In eerste instantie betrof dit een tijdelijke maatregel, maar de taxshift heeft deze maatregel verlengd voor onbepaalde duur en het tarief verdubbeld naar 8% voor investeringen vanaf 1 januari 2016. 

Door de verlaging van de notionele intrestaftrek en de verhoging van de investeringsaftrek loont het de moeite om even de afweging te maken tussen beide belastingaftrekken, want er is geen combinatie mogelijk. Voor een kleine vennootschap die in een bepaald jaar veel geïnvesteerd heeft en waarvan de notionele intrestaftrek beperkt is, kan dit een mooie optimalisatie opleveren.