Dit betekende concreet dat, bijvoorbeeld autokosten en kosten verbonden aan een onroerend goed, fiscaaltechnisch als aftrekbare beroepskosten beschouwd konden worden.
Verruimde interpretatie
Deze initiële invulling van de bezoldigingstheorie wordt in de recente rechtspraak sterk genuanceerd… Volgens de recente rechtspraak dienen de gemaakte kosten te voldoen aan de voorwaarden van artikel 49 WIB (Wetboek van Inkomstenbelastingen). Dit artikel bepaalt, dat kosten slechts aftrekbaar zijn indien zij gemaakt werden om belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden. In het bijzonder voor bedrijfsleiders houdt dit onder meer in dat de verleende voordelen een vergoeding voor werkelijke prestaties vormen. Voor werknemers lijkt de problematiek beperkter, aangezien weinig werkgevers geneigd zullen zijn "gratis voordelen" uit te delen.
Onroerend goed en de fiscus…
Wat constructies met onroerende goederen en zeker vruchtgebruikconstructies betreft voor appartementen aan de kust, haalde de fiscus al meermaals haar gelijk voor de hoven en rechtbanken.
Bedrijfswagens ook in het vizier…
Dat nu ook bedrijfswagens worden geviseerd, is een recenter gegeven (Hof van Beroep - Antwerpen, 28 maart 2017). Een vennootschap had twee wagens ter beschikking gesteld van de bedrijfsleider. In casu was de fiscus, hierin gevolgd door het Hof, van oordeel dat er niet afdoende werd aangetoond wat die werkelijke prestaties dan wel waren om twee wagens te verantwoorden. Het feit dat de bedrijfsleider op beide wagens een voordeel van alle aard werd afgerekend bleek in deze irrelevant. Uiteindelijk werden de kosten van één van beide wagens integraal verworpen. De belastingplichtige kon zich nog optrekken aan het feit dat het de kosten van de minst dure wagen betrof.
Besluit
Het valt niet meer te ontkennen dat de verruimde interpretatie van de bezoldigingstheorie duidelijk gericht is tegen de ongeremde toekenning van voordelen naar eigen inzicht van de bedrijfsleider.
Vooral bij éénpersoonsvennootschappen kan de verantwoording een stuk moeilijker worden, aangezien de vermogensbelangen tussen de vennootschap en de bedrijfsleider/aandeelhouder het nauwst verbonden zijn. Het is dan ook voor deze vennootschappen aangewezen om de wijziging in het bezoldigingspakket bij ongewijzigde omstandigheden op een objectieve wijze te verantwoorden.