Abnormale of goedgunstige voordelen: trekt de fiscus definitief de winnende kaart?
Abnormaal of goedgunstige voordelen worden belast bij de in België gevestigde verstrekkende vennootschap, tenzij deze voordelen in aanmerking worden genomen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijger.
Dit zal het geval zijn als de genieter van het voordeel een in België gevestigde vennootschap is. Volgens de belastingadministratie mogen geen fiscale aftrekken, zoals verliezen van het belastbaar tijdperk, gecompenseerd worden met het verkregen abnormaal of goedgunstig voordeel, waardoor dit voordeel steeds een minimale belastbare basis vormt.
Een vennootschap die een renteloze lening verkrijgt van haar moedervennootschap en in normale omstandigheden een rente zou moeten betalen, zal volgens de administratie steeds belastingen verschuldigd zijn op die rente, ongeacht het belastbaar resultaat van de vennootschap. Dit is eveneens het geval indien de vennootschap die het voordeel verkrijgt verlieslatend is.
Wat zegt de rechtspraak?
De voorbije jaren was het standpunt van de administratie voer tot discussie. Deze discussie werd aangewakkerd door een arrest van het Hof van Beroep in Antwerpen (06/11/2012), waarbij het standpunt van de administratie werd verworpen. Volgens de redenering van het Hof speelt het verbod om aftrekposten in rekening te brengen enkel wanneer er ook effectief een belastbaar resultaat is en kan de aftrekbeperking geen aanleiding geven tot een toename van de belastbare basis.
In maart van dit jaar werd het arrest van het Hof van Beroep in Antwerpen echter door het Hof van Cassatie verbroken. In een kort en beperkt gemotiveerd arrest concludeerde het Hof dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het inderdaad de bedoeling van de wetgever is om een vennootschap steeds minimaal te belasten op het verkregen abnormaal of goedgunstig voordeel.
Dubbele belasting
De vraag is evenwel of door het recente arrest van het Hof van Cassatie de discussie definitief afgesloten is. De toepassing van het standpunt van de administratie kan in grensoverschrijdende situaties namelijk tot een dubbele belasting leiden. In de dubbelbelastingverdragen wordt de heffingsbevoegdheid inzake correcties op verrekenprijzen namelijk toegewezen aan de staat waar de vennootschap die het voordeel verstrekt, gevestigd is.
In het geval dat een buitenlandse moedervennootschap een renteloze lening verstrekt aan een in België gevestigde dochtervennootschap, kan de moedervennootschap de rente die ze in normale omstandigheden ontvangen zou hebben, aan haar belastbare winst toevoegen. Indien de Belgische administratie daarnaast ook effectief overgaat tot het belasten van het verkregen abnormaal en goedgunstig voordeel in hoofde van de Belgische dochtervennootschap ontstaat er dubbele belasting.
Dit is niet het geval indien het voordeel wordt verstrekt door een binnenlandse vennootschap. Het verleende abnormaal of goedgunstig voordeel wordt namelijk niet in haar hoofde belast, omdat het voordeel in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de belastbare grondslag bij de genietende vennootschap.
Dit houdt dan ook (mogelijks) een schending van het gelijkheidsbeginsel in. Voorlopig werd de discussie beslecht in het voordeel van de administratie, maar de discussie lijkt nog niet definitief afgesloten…