Toegegeven dat de notionele interestaftrek al een tijdje onder (politiek) vuur ligt, als al dan niet vermeend “fiscaal cadeau”, maar deze casus vertrekt van fiscale principes eerder dan politiek gekrakeel. In casu had een Finse moedervennootschap een schuldvordering ingebracht in het kapitaal van haar Belgische dochter. Praktijkmensen zullen deze transactie niet meteen als exceptioneel beschouwen. De eerlijkheid gebiedt te stellen dat de Belgische vennootschap de middelen heeft doorgeleend aan een andere groepsvennootschap om een specifieke investering te financieren.
Precies over dit laatste luik struikelt de BBI stellende dat de inschakeling van de Belgische vennootschap een louter kunstmatige constructie is om de notionele interestaftrek te kunnen claimen. Het feit dat deze lening-doorlening de enige activiteit uitmaakt van de Belgische vennootschap dient de zaak van de belastingplichtige uiteraard ook niet.
De BBI, hierin gevolgd door de Rechtbank, kwalificeert de door de Belgische vennootschap ontvangen interesten als een verkregen abnormaal of goedgunstig voordeel, hiermede de deur sluitende voor een compensatie met de notionele interestaftrek. De rechtbank ligt ook niet wakker van het feit dat dit vermeend abnormaal of goedgunstig voordeel vanuit het buitenland komt en, per saldo, toch een belastbaar inkomen in België doet ontstaan. Benieuwd hoe de rechtspraak zich in dergelijk gevallen verder ontwikkelt. In elk geval volgen wij deze materie verder op.