26 januari 2014

Interne meerwaarde: nog een portie rechtsonzekerheid

Terwijl de klik-dividenden ons langs de oren suisden heeft de Dienst Voorafgaande Beslissingen haar advies aangaande “interne meerwaarden” alweer aangepast.

Een interne meerwaarde wordt gerealiseerd wanneer een natuurlijk persoon zijn aandelen in diverse vennootschappen inbrengt in een nieuw op te richten (of reeds bestaande) holdingvennootschap. Naar aanleiding van de inbreng wordt de waarde van de ingebrachte aandelen namelijk weerspiegeld in het kapitaal van de holdingvennootschap. Op die manier realiseert de natuurlijke persoon een (interne) meerwaarde.
 
Indien de inbreng niet kadert in een normaal beheer van het privévermogen of wordt gekenmerkt door speculatie, zal de gerealiseerde meerwaarde belastbaar zijn als divers inkomen (33% plus gemeentebelasting). Tot voor kort evalueerde de Dienst Voorafgaande Beslissingen het neutrale karakter van de inbreng op basis van de nodige motivatie en naleving van enkele strikte engagementen. Zo was het onder meer vereist dat de eerste drie jaar na de inbreng er geen kapitaalvermindering mocht plaats vinden op niveau van de holding waarbij de middelen toekomen aan de aandeelhouder-natuurlijke persoon.

Na de driejarige periode kon het kapitaal van de holding in principe verminderd worden waardoor er op een belastingneutrale wijze middelen uitgekeerd werden aan de aandeelhouder-natuurlijke persoon. Hoeft het gezegd dat dit leuke “randfenomeen” nooit de ultieme drijfveer van enige reorganisatie mocht zijn? De motivatie was fundamenteel bedrijfseconomisch (stroomlijning, centrale controle, …), familiaal (kavelvorming, successieplanning), … of een combinatie van voorgaande.

Was het “randfenomeen” te mooi om waar te zijn? Inderdaad, met het nieuwe advies veroorzaakt de Dienst Voorafgaande Beslissingen de nodige onzekerheid omtrent het neutraal karakter van de kapitaalvermindering. Ironisch, net een Dienst die in het leven geroepen is om rechtszekerheid te bieden aan belastingplichtigen …

In de nieuwste versie van haar advies stelt de Dienst dat een positieve ruling omtrent het normaal beheer van een privévermogen, geen 'vrijgeleide' is om naderhand (lees ‘na de driejarige stand-still’) een kapitaalvermindering door te voeren.

Met een verwijzing naar de nieuwe anti-misbruikbepaling zoals voorzien in artikel 344, §1 WIB92 stelt de Dienst dat het niet uitgesloten is dat de latere kapitaalvermindering alsnog fiscaal geherkwalificeerd kan worden in een dividenduitkering waarop 25% roerende voorheffing verschuldigd is. De Administratie zal in haar beoordeling rekening houden met de motieven die aan de basis lagen om te komen tot een gunstige beslissing en nagaan of deze effectief gerealiseerd werden op het ogenblik van de kapitaalvermindering.

Uiteraard leidt dit nieuw advies tot rechtsonzekerheid bij alle belastingplichtigen die enkele jaren terug een dergelijke meerwaarde gerealiseerd hebben om later een belastingneutrale kapitaalvermindering door te voeren. Het nieuw advies heeft het namelijk ook over inbrengen die destijds tot een gunstige beslissing hebben geleid.

Betekent dit dat het voorliggende plan in duigen valt? Neen, het betekent dat voorzichtigheid is geboden en dat de rechtsleer en interpretaties moeten worden afgewacht vooraleer daadwerkelijk tot de kapitaalsverlaging te beslissen. Sowieso, alvorens een kapitaalvermindering door te voeren lijkt het ons aangewezen de eerdere beslissing van onder het stof te halen teneinde na te gaan of uw motivatie van destijds aansluit bij de werkelijkheid.

Des te meer waant de Dienst Voorafgaande Beslissingen zich (onterecht) als wetgevend orgaan. Het is dan ook de vraag hoe de rechtbank zal aankijken tegenover dit nieuw advies. Uiteraard zal het antwoord hierop nog vele jaren op zich laten wachten.

In tussentijd zijn wij graag bereid u verdere toelichting te verschaffen.

Gerelateerde artikelen