Even ter herinnering: op basis van de dubbelbelastingverdragen kan België dat vermeende inkomen niet effectief taxeren, maar wel in aanmerking nemen om de belasting op de effectief in België belastbare inkomsten te bepalen. In vakjargon wordt dit “vrijstelling met progressievoorbehoud” genoemd. Hoe meer dergelijk vrijgesteld buitenlands inkomen, hoe hoger de effectieve belastingvoet als het ware wordt voor het Belgisch inkomen. Hoewel in theorie vrijgesteld, heeft de hoogte van het buitenlands inkomen dus wel degelijk belang voor onze lokale fiscale praktijk. Tot hier het theoretisch kader…
Voor wat in België gelegen onroerende goederen betreft wordt die “huurwaarde” bepaald aan de hand van het kadastraal inkomen. Voor wat in het buitenland gelegen onroerende goederen betreft gaat de fiscus, bij gebrek aan wettelijke definitie, uit van de gemiddelde jaarlijkse huur die men had kunnen verkrijgen. In praktische mensentaal uitgedrukt: voor buitenlandse onroerende goederen wordt een hoger inkomen weerhouden dan voor Belgische onroerende goederen.
In antwoord op een prejudiciële vraag vanwege het Hof van Beroep in Antwerpen veegt het Europees Hof nu de vloer aan met voormelde discriminatie. Het belang van die zienswijze is niet te onderschatten! Elkeen die eigenaar is van een “tweede verblijf” in het buitenland en die meent dat de door de administratie vastgestelde huurwaarde hoger ligt dan het kadastraal inkomen welke naar Belgische normen van toepassing zou zijn, kan zich hierop beroepen. Een volledige technische analyse gaat het bestek van deze bijdrage te buiten, maar uw VGD contactpersoon kan deze mondeling verder toelichten.
Om misverstanden te vermijden: deze casus behandelt niet-verhuurd onroerend goed en dan nog enkel binnen de Europese Unie. Uw vakantiehuis in Toscane valt dus binnen het toepassingsgebied, maar uw villa op de Krim dus niet, ongeacht of het schiereiland nu tot Oekraïne of Rusland behoort.