De nieuwe woonfiscaliteit: de fiscus licht een tipje van de sluier op in zijn nieuwe circulaire
In een recent gepubliceerde circulaire worden de wijzigingen aan de woningfiscaliteit verder toegelicht. Zonder in detail stil te staan bij de gecompliceerde regeling, worden hierbij de belangrijkste wijzigingen toegelicht. De eigen woning vormt in de nieuwe regeling een sleutelbegrip om de bevoegdheidsverdeling te bepalen. Indien de uitgaven betrekking hebben op de eigen woning, zullen de gewesten bevoegd zijn voor het toekennen van de belastingvoordelen. Voor andere woningen dan de eigen woning, blijft de federale staat bevoegd. De eigen woning is de woning die de belastingplichtige zelf betrekt of die de belastingplichtige om beroeps- of sociale reden, wettelijke of contractuele belemmeringen of door de stand van de (ver)bouwwerkzaamheden niet zelf kan betrekken. Indien de belastingplichtige meer dan één woning betrekt waarvan hij eigenaar is, zal de woning waar de fiscale woonplaats gevestigd is, beschouwd worden als de eigen woning. Bezit de belastingplichtige meer dan één woning die hij om één van bovenstaande redenen niet zelf kan betrekken, dient de belastingplichtige zelf een woning aan te wijzen als eigen woning. Deze keuze is onherroepelijk tot op het moment dat de belastingplichtige een woning zelf betrekt ofwel de aangeduide woning niet langer bezit. Het begrip eigen woning wordt in de nieuwe regeling van dag tot dag berekend, zodat de fiscale voordelen voor een bepaalde lening (en de daarmee verbonden individuele levensverzekering) tijdens de looptijd ervan kunnen wijzigen. Naast de wijzigingen die aangebracht zijn aan de woningfiscaliteit van de eigen woning, werden ook een aantal federale belastingvoordelen gewijzigd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt voor leningen afgesloten vóór en vanaf 1 januari 2014.
Leningen gesloten vóór 1 januari 2014
Voor aanslagjaren 2015 en 2016 heeft de belastingplichtige een keuzemogelijkheid met betrekking tot de uitgaven van een lening voor een andere dan de eigen woning. Ofwel vraagt de belastingplichtige, naargelang het geval, de toepassing van de federale woonbonus of de federale belastingvermindering voor het bouwsparen en/of bijkomende interesten, ofwel opteert de belastingplichtige voor de federale belastingvermindering voor het lange termijnsparen en/of de gewone interestaftrek. Uiteraard dient steeds voldaan te zijn aan de wettelijke bepalingen. Vanaf aanslagjaar 2017 kan de federale woonbonus of de federale belastingvermindering voor het bouwsparen en/of bijkomende interesten slechts toegepast worden op voorwaarde dat:
- de belastingplichtige voor het vorige belastbaar tijdperk ook reeds toepassing heeft gevraagd van de federale woonfiscaliteit en
- de woning waarvoor de lening werd aangegaan de eigen woning van de belastingplichtige is geweest en vóór 1 januari 2016 een andere dan de eigen woning is geworden.
Leningen gesloten vanaf 1 januari 2014 De uitgaven met betrekking tot deze leningen kunnen in geen enkel geval nog genieten van de federale woonbonus of de federale belastingvermindering voor het bouwsparen en/of bijkomende interesten. Dit houdt in dat, indien de woning op enig moment in een later belastbaar tijdperk niet meer de eigen woning is van de belastingplichtige, er enkel nog genoten kan worden van de federale belastingverminderingen voor het lange termijnsparen en de gewone interestaftrek, uiteraard steeds op voorwaarde dat voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voorwaarden.