Tot vóór 1 januari 2013 bestond er reeds een VVPR-regeling dewelke voorzag in een verminderde bronheffing gekoppeld aan aandelen uitgegeven vanaf 1 januari 1994. Enerzijds door het openbaar aantrekken van spaargelden, anderzijds door het inbrengen in geld. Vanaf 1 januari 2013 werd deze regeling geschrapt, maar midden 2013 werd deze terug heringevoerd. Echter wel met verstrenging van de voorwaarden in vergelijking met de vroeger geldende regeling.
De nieuwe VVPR-regeling houdt vanaf 1 juli 2013 in dat terug een verlaagde voorheffing verschuldigd is, wanneer onderstaande voorwaarden voldaan zijn:
- De regeling geldt enkel voor kleine vennootschappen in de zin van art. 15 W. Venn.;
- De kapitaalverhoging dient in geld te gebeuren;
- De aandelen moeten op naam zijn;
- De aandeelhouders/vennoten moeten een ononderbroken termijn volle eigenaar blijven van de aandelen.
Het verlaagde tarief houdt in dat er 20% roerende voorheffing verschuldigd is op dividenden afkomstig uit de winstverdeling tot en met het tweede boekjaar na dat van de inbreng. Na deze periode bedraagt het tarief 15%.
Velen waren de mening toegedaan dat deze nieuwe regeling een discriminatie inhield. Dividenden gekoppeld aan aandelen konden uitgesloten zijn van de regeling, niet omdat ze niet voldeden aan bovenstaande toepassingsvoorwaarden, maar omdat ze uitgegeven waren vóór 1 juli 2013.
De zaak is voorgekomen bij het Grondwettelijk Hof die recent geoordeeld heeft dat de nieuwe regeling het gelijkheidsbeginsel niet schendt. Het doel van de wetgever bestond erin om het oprichten van nieuwe KMO’s en kapitaalverhogingen in hoofde van KMO’s te stimuleren dewelke het Grondwettelijk Hof kan volgen.
Wanneer de vennootschap niet kan genieten van de nieuwe VVPR-regeling en dus bij dividenduitkering 25% roerende voorheffing dient in te houden, is het van belang de afweging tussen dividend of tantième opnieuw te maken bij de resultaatsverwerking.